Hoe Hans Galjaard te beschrijven? Hij was een man van vele talenten. Die talenten heeft hij door zijn formidabele werkkracht optimaal gebruikt, en daar heeft de Klinische Genetica in Nederland veel aan te danken.
Hij was een zeer goed wetenschapper, die zijn studie geneeskunde combineerde met een promotie in Leiden op de biochemie van het kraakbeen. Omdat zijn studie mede bekostigd werd door een contract bij de Geneeskundige troepen werkte hij daarna enige jaren als stralingsarts, en onderzoeker van de schadelijke gevolgen van straling op de darm. Vanaf 1965 was hij betrokken bij de ontwikkeling van de toen nieuwe medische faculteit in Rotterdam. In 1968 werd hij benoemd tot hoogleraar in de celbiologie, later ook in de (klinische) genetica. Hij zou zijn hele carrière in Rotterdam blijven, en zijn afdeling zien groeien tot een van de meest toonaangevende in de wereld.
Hij was een visionair, die ervoor zorgde dat de prenatale diagnostiek een plek kreeg in het Nederlands zorglandschap. Vanuit zijn afdeling Celbiologie en Genetica werd door een combinatie van geavanceerde biochemische technieken, celkweek, en microscopische analyse prenatale diagnostiek mogelijk gemaakt voor een reeks aan erfelijke stofwisselingsziekten. Hij schreef hier over al in 1970 samen met Martinus Niermeijer een artikel in NTvG, dat karakteristiek eindigde met een oproep aan de overheid om iets structureels te regelen aangaande de aanstaande belangrijke rol van de Genetica in de gezondheidszorg.
Dit werd gevolgd door een boek over prenatale diagnostiek in 1976, dat vanwege de leesbaarheid lovend werd besproken in het AD door Aart Gisolf, en een jaar later met Strubbe en van Zijderveld een op het grotere publiek (en op de politiek) gericht boek over klinische genetica: ”voorkomen is beter dan niet genezen“.
Door onder ander deze boeken, maar ook door zijn zichtbaarheid in televisieoptredens, en door hem opgestelde nota’s voor ambtenaren in den Haag, en de ziekenfondsen, kwam er uiteindelijk een proces op gang dat via een commissie van de gezondheidsraad leidde tot nationale financiering via de zorgverzekering van klinisch genetische zorg en diagnostiek van chromosomale en metabole ziekten, inclusief prenatale diagnostiek in 1980.
Hans Galjaard was een fantastisch communicator. Dat ging vaak over genetica en gezondheid, maar niet alleen, en vaak in bijzondere vorm. Zo richtte hij in 2011 een tentoonstelling in voor het Rotterdamse museum Boymans van Beuningen, over schoonheid in de wetenschap, waarin honderden beelden en filmpjes werden getoond van celdeling, algen of foetussen. Dit alles kunstzinnig geprojecteerd op de museumwanden stelde het de vraag: wat is de relatie tussen schoonheid en wetenschap?
En al in 1981 schreef hij het boek van de maand (oplage: meer dan 80.000 exemplaren!), na een voordracht over moderne ontwikkelingen voor de koningin. Dit boek heette “Het leven van de Nederlander” en ging over veranderingen in de maatschappij na de tweede wereldoorlog. Het stond bij mijn schoonouders, en bij veel anderen in de kast. “Luchtig boek rekent af met vooroordelen” schreef Trouw. “Neutraal” schreef het Nederlands Dagblad zuinigjes. Er werden op televisie drie uitzendingen van een uur bij de VARA aan gewijd, op achtereenvolgende avonden!
Wie zijn colleges bezocht werd getrakteerd op veel wetenswaardigs, maar dat alles verpakt in een onweerstaanbare presentatie die werd begonnen met een korte anekdote wat hij de vorige week in China, Cuba, of ten paleize had beleefd.
Dat was niet enkel show. Hans Galjaard gebruikte ze als inleiding om te tonen hoe de genetica een plaats heeft binnen de hele gezondheidszorg, op het snijvlak van belangrijke maatschappelijke en ethische ontwikkelingen. Vaak benadrukte hij de verschillen tussen landen wat betreft de oplossingen maar ook mogelijkheden en problemen die hij over de wereld zag. Hij beschreef die laatste zeer uitgebreid en specifiek in zijn boek “Gezondheid kent geen grenzen” uit 2008: “De wereld is groter dan ik besefte toen ik eind jaren zestig begon met dunne kwartsdraadjes en chemische reacties in microdruppels onder de microscoop”.
In 1991 was het Internationale Congres van de Humane Genetica in Washington, USA. Gedurende een week hielden 4000 enthousiaste wetenschappers van over de wereld, waaronder enkele Nederlandse, voordrachten in één van de vele parallelsessies. De laatste sessie van het congres was plenair. Hier ging het gebeuren. De ster van de show was een vrij jonge onderzoeker van Harvard, die later nog beroemd zou worden als een van directeuren van het humane genoom project. Hij vertelde achteloos hoe hij ten behoeve van één van zijn postdocs een kaart van het genoom van de tomaat had gemaakt, en vanwege een project van een andere student ook maar even een genetische kaart van de rat. We zaten in stille bewondering te luisteren. Dit was genomics, avant la lettre.
En toen kwam Hans Galjaard. Zou hij op kunnen tegen dit wetenschappelijk geweld uit Harvard? Hij begon met prenatale diagnostiek, de impact van het hebben van een keuze in een hoog-risico situatie, veranderende voortplanting, verschillen in toegankelijkheid voor medische technologie in de wereld, en de opdracht die wij met zijn allen hebben om al die knappe nieuwe dingen niet alleen te gebruiken voor onszelf in het westen, maar ten voordele van de hele wereld. Er volgde een enorm applaus. Zo bleek de laatste voordracht toch het hoogtepunt van het congres te zijn.
Hans Galjaard zou het thema van deze voordracht de jaren erna bewerken tot een televisieserie en vervolgens tot een boek met de titel “alle mensen zijn ongelijk”. Daarin besprak hij de grote invloed van de verschillen in onze genen op wie we zijn, en onze gezondheid, maar ook de ongelijkheid in de wereld. hij kon een op het oog klein wetenschappelijk detail in een beweging met het grote plaatje van mens en maatschappij verbinden. Het was dit vermogen dat velen zo aansprak.
Vaak worden wij door collega ’s in het buitenland gefeliciteerd of zelfs benijd. Wat is het bij jullie toch allemaal goed georganiseerd met de klinische genetica! Dat klopt ook wel. Laten we ons realiseren, dat we die huidige successen nog steeds in belangrijke mate te danken hebben aan de visie en het vele werken van Hans Galjaard die in de 70-er en 80-er jaren de klinische genetica in Nederland zijn plek heeft gegeven.
Han Brunner